Hoe werkt het in de praktijk?

Opdracht: hoe zeg je nee?
1. Leerlingen werken in tweetallen: Benoem naar elkaar wanneer je trots was op een ‘Nee’

2. Over de streep. Leerlingen staan op één lijn. De docent leest dit verhaal voor.
     Na iedere zin kies je ‘ja’ of ‘nee’
     Bij ja zet je een stap. Bij nee blijf je staan.

1. Je neemt deel aan een groep online, je vrienden zitten er ook in.

    Een vriend vraagt of mee wil doen aan een prank. Al je vrienden doen mee. Jij? -> ja/nee?
2. De prank gaat over een andere vriend: ga je door? Al je vrienden doen mee. Jij? -> ja/nee?
3. Het hoofd van je vriend wordt op een naakt lijf geplakt. Al je vrienden lachen. Jij? -> ja/nee?
4. De foto wordt in een expose-groep geplaatst. Je vrienden zijn trots op de likes. Jij? ja/nee?
5. Je vriend komt niet meer naar school. Zijn vader ziet de expose-groep en vraagt je of je ervan wist.

    Wat zeg je -> ja/nee?